We hebben een opdracht gerealiseerd voor onze partner, die zich bezighoudt met de productie van brandmachines. Het doel is om de verbrandingsmachine uit te putten bij het verbranden van plastic producten.

Voor de afzuiging van de verbrandingsmachine gebruikten we een G&G Patro JET filtratie-unit met een afzuigcapaciteit van Q= 4 700 m3/h. De filtratie-eenheid is uitgerust met filterpatronen - TI206 met nanovezel vlamvertragende, geregenereerde drukluchtpulsen. De radiale ventilator is in een akoestische kast geplaatst om een laag geluidsniveau te garanderen. De gefilterde lucht wordt naar buiten afgevoerd. Onze levering omvatte de installatie van een nieuwe filtratie-eenheid met aansluiting op het leidingwerk van de investeerder. De implementatie werd uitgevoerd door ons partnerbedrijf V-Dusting. De afzuiging van de kunststofverbranding had aanvankelijk problemen met de vorming van een ondoordringbare korst van kunststof op het filtermateriaal. Dit probleem werd verholpen door sorptiemiddel toe te voegen aan de afzuigpijp. Dit sorbent bond de plastic deeltjes aan zich en door regeneratie wordt het stof in de afvalbak geslagen.

Beschrijving van patroonfilter

Het is een droog patroonfiltratieapparaat voor stoffracties, uitgerust met automatische regeneratie van het filtermedium door middel van perslucht. De regeneratie van het filtermedium vindt cyclisch plaats met vaste tijdsintervallen en kan worden geregeld op basis van het actuele drukverlies. De afzuigcapaciteit wordt bepaald door de gebruikte ventilator op basis van het type materiaal en de vereiste belasting van het filtergebied. De belasting van het filtergebied is ingesteld op minimaal 1,0 m3/m2/min voor het G&G Patro JET filtertype. De filtratie-eenheid wordt geproduceerd in een versie voor installatie buitenshuis zonder overkapping. De filtratie-eenheid bereikt een hoge filtratie-efficiëntie - tot 99,9%, waardoor het mogelijk is om de gefilterde lucht terug te voeren naar de productiehal. De verhouding van de retourlucht naar de halruimte en de buitenomgeving wordt bepaald door de technologieontwerper op basis van de kenmerken van het afgezogen materiaal en de luchtomstandigheden van de productiefaciliteit.